Futur van regelmatige werkwoorden - PowerPoint PPT Presentation

1 / 13
About This Presentation
Title:

Futur van regelmatige werkwoorden

Description:

(er, ir, re) Futur van onregelmatige werkwoorden Futur proche (Nabije toekomst) Kijk hieronder: Wat gebruik je voor le futur proche? Nu even oefenen: ... – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:102
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 14
Provided by: Mama73
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: Futur van regelmatige werkwoorden


1
Futur van regelmatige werkwoorden
  • De toekomende tijd

2
Simpel om te vervoegen
  • Stap 1 neem het hele werkwoord.
  • Stap 2 zet erachter de uitgangen van de futur.
  • De uitgangen zijn ai, as, a, ons, ez, ont.

3
Let op!
  • Bij de ww. die op re eindigen (vendre), valt de
    e weg voor de uitgangen van de futur!
  • Bijv. entendre (horen)
  • Jentendrai, tu entendras, etc. Maar niet
    jentendreai!

4
Wat zijn regelmatige werkwoorden? (er, ir, re)
  • er parler (praten)
  • ir finir (eindigen)
  • re vendre (verkopen)
  • Waarom regelmatige werkwoorden?
  • Als je de uitgang van een tijd leert (présent,
    imparfait, etc.) kun je het makkelijk toepassen.
  • Het is niet het geval bij onreglm. ww. Die moet
    je uit je hoofd leren (gele ww. boekje).

5
Futur van onregelmatige werkwoorden
  • Bijv. avoir, être, faire, aller.
  • Kijk voor de vervoeging in je gele ww. boekje.

6
Futur proche (Nabije toekomst)
7
Kijk hieronder
  • Nederlands
  • Frans
  • Ik ga morgen zwemmen.
  • Caroline gaat reizen naar Japan.
  • Mijn ouders gaan volgende week in een Frans
    restaurant eten.
  • Wat valt je op?
  • Demain, je vais nager.
  • Caroline va voyager au Japon.
  • La semaine prochaine, mes parents vont manger
    dans un restaurant français.

8
Wat gebruik je voor le futur proche?
  • Aller infinitief.
  • In het Nederlands is het ook zo (Gaan
    infinitief).
  • Let op! Er is een verschil in de zinsconstructie
  • In de Franse zin moeten alle werkwoorden naast
    elkaar staan. (je vais manger au restaurant.)
  • Dit hoeft niet in het Nederlands
  • (Ik ga in het restaurant eten)

9
Nu even oefenen
  • Zet de werkwoorden in de futur proche
  • Elle attend le bus.
  • Ma soeur visite Paris.
  • Elle fait la sieste.

10
Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Meestal zet je een s achter het z.n en dan heb je
    een meervoud. (une table-les tables)
  • Maar het is niet altijd zo!

11
Uitzonderingen
  • Enkelvoud
  • Meervoud
  • s, z, x (cours, prix, nez)
  • al (cheval -paard)----?
  • eau (oiseau-vogel)---?
  • eu (feu-vuur)---------- ?
  • s, z, x (blijft hetzelfde in het meervoud)
  • wordt aux (chevaux)
  • Wordt eaux (oiseaux)
  • Wordt eux (feux)

12
Let op!
  • Un oeil---- ? des yeux
  • Le genou--? des genoux
  • Altijd meervoud
  • Les lunettes (de bril)
  • Les devoirs (het huiswerk)
  • Les vacances (de vakantie)

13
De onregelmatige werkwoorden Lire en Croire
  • Lire lezen
  • Croire geloven
  • Je moet voor de repetitie die twee werkwoorden
    uit je hoofd leren in présent, imparfait, passé
    composé en futur.
  • Kijk daarvoor in je gele ww. boekje.
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com