Title: Trainer B Voetbal (UEFA B) Algemeen Gedeelte Trainingsmethodiek Kracht
1Trainer B Voetbal (UEFA B)Algemeen
GedeelteTrainingsmethodiekKracht
2Kracht
- Definitie
- Visie
- Verschillende methodes en de oefenmodaliteiten
- Oefenmethode in functie van de krachteigenschap
- Aandachtspunten
31. Definitie
- kracht
- het vermogen om een bepaalde weerstand of
belasting te overwinnen - de eigenschap van een spier om samen te trekken
door het ontwikkelen van spanning tegen een
uitwendige weerstand - soorten spierkracht naargelang samentrekking
- statisch lengte spier is onveranderd
(schouderduel) - dynamisch beweging, lengte spier verandert
voortdurend - Concentrisch spier verkort (springen, trappen),
KR gt BELASTING - Excentrisch spier verlengt (landen,
stoppen-remmen), BELASTING gt KR - Plyometrisch combinatie van beiden, de speler
voert een afsprong uit waarbij door het afremmen
de spier eerst verlengt (excentrisch), en daarna
concentrisch wordt samengetrokken (afstoot)
42. Visie
- kracht is een belangrijke prestatiebepalende
factor, zelfs in uithoudingssporten - doelgericht handelen
- wat is de te trainen krachteigenschap?
- in functie van doelgroep en doel
- welke oefeningen?
- in functie van voetbal en keuze halters,
toestellen of lichaam - met welke belasting?
- in functie van doelgroep en doel
- welke organisatievorm?
- aan de hand van een circuit in functie van het
doel (duur, interval of herhaling)
53. De verschillende methodes en de
oefenmodaliteiten
- de dynamische of isotone methode (voetbal!)
- de statische of isometrische methode
- de isokinetische methode
- de plyometrische methode (voetbal!)
- de elektrostimulatie
63.1. De dynamische of isotone methode
- meest gebruikte (klassieke) methode
- positief dynamische methode
- negatief dynamische methode
- nadeel slechts in minst gunstige hoek wordt
maximaal getraind - oefeneffect afhankelijk van de oefenmodaliteiten
- intensiteit
- aantal herhalingen per reeks en het aantal
reeksen - rust
- snelheid van uitvoering
- trainingsfrequentie
- keuze van de oefeningen
73.1. De dynamische of isotone methode
83.1. De dynamische of isotone methode
- de intensiteit
- uitgedrukt als van 1 RM (10 RM)
- excentrisch belasting gt 1 RM
- progressieve belastingstoename
- herhalingen
- hogere intensiteit gt minder herhalingen
- minder herhalingen gt meer reeksen
- mogelijke herhalingen verschillen van persoon tot
persoon voor dezelfde oefening (spiervezelsamenste
lling) - mogelijke herhalingen verschillen voor dezelfde
persoon van oefening tot oefening (ondersteunende
spieren)
93.1. De dynamische of isotone methode
- rust
- zeer lang 3 tot 4 in functie van de volledige
heropbouw van het ATP in de spier - bij krachtuithouding is 1 tot 2 voldoende
- snelheid van uitvoering
- specifieke conditie specifieke snelheid
stimuleren trage rode vezels (basiskracht) stimuleren snelle witte vezels (basiskracht)
intensiteit herhalingen reeksen rust bewegingssnelheid 50 70 10 20 2 tot 3 (beginners) 5 tot 8 (topatleten) 3 traag tot gemiddeld 30 50 10 20 3 tot 6 3 snel
103.1. De dynamische of isotone methode
- trainingsfrequentie
- keuze van de oefeningen
- niet-specifiek
- algemene krachtontwikkeling van atleten
- begeleiding van jongeren
- specifiek
- overeenkomst in bewegingspatroon én
bewegingssnelheid - zinloos kracht verder op te drijven indien niet
gekoppeld is aan techniektraining
herstelduur tussen de sessies 100 herstel
beginnelingen topsport 16 tot 24 uur 10 tot 12 uur 48 tot 72 uur 48 uur
113.2. De statische of isometrische methode
- geen verplaatsing van de last
- voor sporten met statische componenten (gt niet
voetbal) - oefeneffect afhankelijk van de oefenmodaliteiten
- intensiteit van de contractie
- aantal herhalingen en de frequentie
- duur van de contractie
- hoek waarin getraind wordt
123.2. De statische of isometrische methode
- intensiteit
- tussen 40 - 50 beste resultaat
- trainingspraktijk gemakkelijker om te werken met
maximale contracties - aantal herhalingen en frequentie
- maximaal effect rond 25
- herhalingen
- 3 tot 5 herhalingen per dag
- 7 dagen per week
133.2. De statische of isometrische methode
- duur
- maximale contracties gedurende 6 tot 10
- rust tussen contracties 1 tot 2
- gewrichtshoek
- grootste winst in de hoek waar men traint
- noodzaak om verschillende hoekstanden te trainen
- voordelen gemakkelijk uit te voeren, weinig
apparatuur, niet tijdrovend, zeer doelgericht - nadelen geen bewegingsverloop gt men traint
alleen de statische kracht gt niet interessant
voor voetballers
143.3. De isokinetische methode
- bewegingssnelheid wordt ingesteld en blijft
constant gedurende de beweging dmv apparaat gt
kracht is in alle hoeken in functie van de
bewegingssnelheid maximaal - trainingspraktijk vrij duur en daarom minder
gebruikelijk - voordelen
- grotere krachttoename door de grotere efficiëntie
- goed bruikbaar voor sporten zoals roeien en kajak
die een isokinetisch bewegingsverloop kennen (gt
niet voetbal) - nadelen
- niet bruikbaar voor sporten die in hun beweging
een verandering in het krachtenverloop kennen
(werpnummers in atletiek) - effect is erg specifiek
153.4. De plyometrische methode
- meest efficiënte methode om de sprongkracht en
het explosief vermogen te trainen - koppeling
- negatief dynamische methode
- positief dynamische methode
- vooral invloed op de snelle witte vezels
- 3 methodes
- slagmethode
- dieptesprongtraining
- multi-jumptraining
163.4. De plyometrische methode
- slagmethode
- vallend gewicht opvangen en wegstoten
- belasting bepaald door gewicht en valhoogte
- opvangen moet kort zijn, maar lang genoeg om
spier te rekken - gewrichtshoek specifiek
- 5 tot 8 herhalingen per reeks
- dieptesprongtraining (voetbal!)
- afwaartse sprong opwaartse sprong
- van geringe hoogte tot maximaal 80cm
- 10 herhalingen, 4 reeksen en 3 rust
- optimaal effect 2 trainingen per week
- multi-jumptraining
- combinaties van sprongen zij-, op-, afwaarts
173.5. De elektrostimulatie
- toestel met elektrische prikkel gt spier trekt
samen - ter vervanging van prikkel uit de hersenen
- uitsluitend voor atleten op hoog niveau én in
combinatie met andere methoden
184. De oefenmethode ifv de krachteigenschap
- Algemene kracht of basiskracht (voetbal!)
- Maximale kracht
- Sprongkracht (voetbal!)
- Trapkracht (voetbal!)
- Startkracht (voetbal!)
- Duelkracht (voetbal!)
- Snelkracht en explosieve kracht (voetbal!)
- Krachtuithouding
194.1. Algemene kracht of basiskracht
- voordelen
- belasting, duur, herhalingen, reeks en
recuperatie kunnen nauwkeurig vastgelegd worden - onevenwicht tussen bepaalde spiergroepen
vermijden (beenbuigers en beenstrekkkers) - nadelen
- geen verbetering voetbalspecifieke kracht
- trainen met eigen lichaamsgewicht
- krachtuithoudingstraining uithoudingsspieren
204.1. Algemene kracht of basiskracht
- stabilisatieoefeningen romp en bekkenregio
- (ltgt blessurepreventie)
- trainen door spelvormen en specifieke oefeningen,
zonder en met bal of partner (in circuittraining)
214.2. Maximale kracht
- dynamische methode krachtwinst - weinig
spierverdikking - herhalingsmethode kracht, geen massa
- piramidesysteem
- contrastmethode 75 - 45 - 75 - 45
- uitputtingsmethode vooral spierverdikking
- isometrische methode (vb turnen, judo,
worstelen) - isokinetische methode (vb zwemmen, roeien,
kajak)
224.3. Sprongkracht (elastische kracht)
- coördinatie en timing
- eigen lichaamsgewicht
- partner en ballen
- haagjes/banken, fietsbanden
- springtouwen en plinten, elastiek
- combinatie met techniek (koppen)
- plyometrie
234.4. Trapkracht
- traptechniektraining levert verhoogde
intermusculaire en intramusculaire coördinatie op
en verhoogde trapkracht - afwerkvormen in combinatie met
snelheid-sprongkracht en snel voetenwerk - sluit nauw aan bij snelkracht
- de snelheid van uitvoeren is belangrijk
- en de weerstand (krachtcomponent) is
- eerder beperkt
244.5. Startkracht
- snelheidstraining (kracht eerste passen)
- oefeningen waarbij zeer snel en kort dient
gesprint te worden - andere vormen trappenlopen, bergop sprinten,
touwtje springen, .
254.6. Duelkracht
- spelvormen
- partneroefeningen - duelvormen
- technisch 1/1 en 2/2
- afwerken dribbel tackel
264.7. Snelkracht en explosieve kracht
- beiden eigenschappen van het spier-zenuwsysteem
om weerstand met de hoogst mogelijke
contractiesnelheid te overwinnen - beiden vormen van dynamische kracht
- onderscheid
- snelkracht krachtcomponent relatief klein,
snelheid hoog - resultante van techniek, snelheid, maximale
kracht en wilskracht - vb trappen
- trainen onder lage belasting (20 tot 50)
- explosieve kracht krachtcomponent én snelheid
maximaal - trainen onder hogere belasting (50 tot 80)
- zorg voor voldoende rust gt elke oefening moet
uitgerust kunnen aangevat worden
274.8. Krachtuithouding
- de eigenschap om een krachtinspanning zo lang
mogelijk vol te houden of een zo groot mogelijk
aantal herhalingen binnen een welbepaalde tijd
uit te voeren - eerder beperkt aandeel als prestatiebepalende
factor bij voetbal - voetbal kenmerkt zich eerder door een
opeenvolging van korte krachtinspanningen over
een langere periode, dan door een lange periode
van constante krachtinspanning - is eerder bepalend bij sporten zoals judo en
windsurfen
285. Aandachtspunten
- krachttraining is een aanvulling, geen doel op
zich - steeds goed opwarmen
- werk zoveel mogelijk voetbalspecifiek
- risicoloos trainen door juiste oefeningen en een
juiste uitvoering! - voornamelijk met eigen lichaamsgewicht en
opletten met bijkomende belasting - opgelet met individuele verschillen
- kracht afwisselen met lenigheid, techniek en
coördinatie - steeds voldoende recuperatie (snelkracht,
explosiviteit)