FILOSOFIE VAN DE 18e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN - PowerPoint PPT Presentation

1 / 25
About This Presentation
Title:

FILOSOFIE VAN DE 18e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN

Description:

FILOSOFIE VAN DE 18e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN & CRUCIALE KWESTIES COLLEGES I. Redelijkheid en menselijkheid II. Materialisme en athe sme III. – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:105
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 26
Provided by: ReneGa1
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: FILOSOFIE VAN DE 18e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN


1
FILOSOFIE VAN DE 18e EEUW INTELLECTUELE HELDEN
CRUCIALE KWESTIES
2
COLLEGES
  • I. Redelijkheid en menselijkheid
  • II. Materialisme en atheïsme
  • III. Soevereiniteit en authenticiteit
  • IV. Bijtende humor
  • V. Hartstochten en twijfels
  • VI. Het publiek gebruik van de rede

3
III. SOEVEREINITEIT EN AUTHENTICITEIT
4
  • SCHONE SCHIJN
  • Waarom eerlijk zijn?
  • VERVREEMDING
  • Hoe zit het met de relatie tussen natuur en
    cultuur?
  • CONTRACTUALISME
  • Wat is een redelijke inrichting van de
    samenleving?

5
1. SCHONE SCHIJN
6
ROUSSEAU
  • Korte biografie
  • 1712 geboren op 28 juni te Genève zijn moeder
    sterft enkele dagen later.
  • 1722 vader verlaat na een ruzie Genève en hij
    ziet hem nooit weer zijn ome laat hem door een
    dominee opvoeden.
  • 1724 leerling klerk bij een rechter.
  • 1725 leerling bij een graveur.
  • 1728 keert na een wandeling niet meer terug
    naar Genève en wandelt naar Turijn alwaar hij
    lakei bij de adel wordt.
  • 1729 naar Madame de Warens te Annecy en
    leerling muziek.
  • 1730 wandelt als muzikant en muziekleraar door
    Zwitserland en Frankrijk.
  • 1731 liefdesrelatie met Madame de Warens.
  • 1740 huisleraar te Lyon.
  • 1742 gaat naar Parijs en verdedigt zonder
    succes een dissertatie over moderne muziek.
  • 1743 wordt secretaris van de Franse ambassadeur
    in Genève.
  • 1744 terug naar Parijs.
  • 1745 begint een relatie met Thérèse Levasseur
    raakt bevriend met Condillac en Diderot.
  • 1746 het eerste van zijn vijf kinderen belandt
    in een weeshuis.
  • 1750 wint met Discours sur les sciences et les
    arts de eerste prijs van de academie van Dijon.
  • 1752 opvoering van zijn opera Le devin du
    village.
  • 1754 reist naar Genève en wordt weer
    calvinist.
  • 1757 breuk met Diderot.

7
BELANGRIJKE PUBLICATIES
  • Discours sur les sciences et les arts (1750).
  • Discours sur lorigine et les fondements de
    linégalité parmi les hommes (1754).
  • La nouvelle Héloïse (1761).
  • Emile Ou de léducation (1762).
  • Du contrat social (1762).
  • Rousseau juge de Jean-Jacques (1772-1778).
  • Les rêveries du promeneur solitaire (1776-1778).
  • Les confessions (1764-1778).

8
EEN AUTHENTIEK LEVEN
  • Rousseau is wellicht de eerste denker die met
    zoveel verve een modern ideaal heeft beschreven
    authenticiteit leven.
  • Dat geldt vooral voor zijn Les confessions, een
    zichzelf niet ontziende autobiografie.
  • Het is juist het gezelschapsleven in het mondaine
    Parijs waar mensen volgens hem niet authentiek
    zijn.
  • Waar de pose heerst, knecht de mens in feite
    zichzelf.
  • Het ideaal van de authenticiteit is er ook de
    oorzaak van dat hij zijn scherpste rechter is gt
    Rousseau juge de Jean-Jacques.

9
WAAR MEN WAS, ZAL IK WORDEN
  • In analogie tot Freuds uitspraak Wo Es war, soll
    Ich werden, kan de authenticiteitsgedachte van
    Rousseau worden samengevat met de uitspraak waar
    men was, zal ik worden.
  • Authenticiteit betekent de bevrijding van wat
    men behoort te doen.
  • Daarvoor is het van node dat het individu zich
    identificeert met een zingevend perspectief op
    het leven.
  • Dit betekent dat het individu zichzelf bevrijdt
    van elke vorm van zelfbedrog.
  • Voor Rousseau betekent dit dat het individu
    tegelijkertijd gericht is op een uniek beleven
    van de wereld om hem heen en het religieuze
    gevoel heeft opgenomen te zijn in een groter
    geheel.

10
DRIE RELATIES
  • Autheticiteit impliceert dat de mens niet is
    vervreemd van de natuur.
  • In het algemeen kan worden gesteld dat Rousseau
    de relatie tussen de mens en de natuur
    onderzoekt.
  • Daarbij zijn drie relaties in het geding
  • 1. De relatie ten opzichte van zijn eigen
    natuur.
  • 2. De relatie ten opzichte van de natuur van de
    medemens.
  • 3. De relatie ten opzichte van de planten- en
    dierenwereld en de diverse landschappen.

11
2. VERVREEMDING
12
VERLICHTING EN ROMANTIEK
  • De filosofie van Rousseau bevindt zich op het
    snijvlak van de Verlichting en de Romantiek.
  • De rede geeft hem in dat een naïeve terugkeer
    naar de natuur onmogelijk is gt daarom een
    staatstheorie ontwikkelen die zoveel mogelijk
    recht doet aan de menselijke natuur.
  • Tegelijkertijd kritiseert hij de
    alleenheerschappij van de rede gt belang van het
    gevoel als drijvende kracht van het menselijke
    leven.
  • Het is de cultuur van het holle en uiteindelijk
    schrale mondaine leven dat de natuur teniet doet,
    en daarmee het geluk van de mens.

13
WETENSCHAP EN KUNST
  • De Academie van Wetenschappen van Dijon
    formuleerde in 1749 een prijsvraag voor een
    essay heeft de opbloei van de wetenschap en
    kunst geleid tot zedelijke verheffing.
  • De veronderstelling van de Verlichting het
    antwoord op deze vraag is een eenduidig ja.
  • Rousseaus antwoord in Discours sur les sciences
    et les arts luidt nee.
  • De mens is ondanks de ontwikkelingen in de
    wetenschap en kunst er niet gelukkiger op
    geworden.

14
ONGELIJKHEID
  • In Discours sur lorigine et les fondements de
    linégalité parmi les hommes probeert Rousseau
    een diepgravend antwoord te formuleren op de
    vraag waarom de mens niet gelukkig is.
  • Het vertrekpunt van zijn denken is een
    tegenstelling tussen cultuur en natuur.
  • Kortgezegd is zijn these dat de mens zijn ongeluk
    te danken heeft aan de ongelijkheid die inherent
    is aan de door hem geschapen cultuur gt daaronder
    lijdt zijn natuur.
  • Wat de niet door de cultuur bedorven menselijke
    natuur behelst, leert de edele wilde.

15
NOG EEN PRIJSVRAAG
  • Aanleiding voor het essay dat Rousseau schreef
    was een tweede prijsvraag wat is de oorsprong
    van de ongelijkheid onder de mensen berust zij
    op een natuurwet?
  • Het antwoord van Rousseau is een geschiedenis van
    de ontwikkeling van de mensheid dat uit drie
    stadia bestaat
  • 1. Paradijs.
  • 2. Verval.
  • 3. Verlossing.
  • De belangrijkste oorzaak voor de ellende zoekt
    Rousseau in de eigendomsverhoudingen De ware
    grondlegger van de burgerlijke maatschappij dat
    was hij die als eerste een stuk grond omheinde,
    zich verstoutte te zeggen Dit is van mij, en
    onnozelaars trof die hem geloofden. Hoeveel
    misdaden, oorlogen, moordpartijen, ellende en
    verschrikkingen zouden het mensengeslacht niet
    bespaard zijn gebleven, als iemand toen de palen
    had uitgerukt of de gracht had dichtgegooid, en
    zijn medemensen had toegeroepen Luister niet
    naar deze bedrieger, jullie zijn verloren als
    jullie vergeten dat de vruchten van de aarde van
    iedereen zijn en dat de aarde van niemand is.

16
GEEN DWANG
  • Het in bedwang houden van de natuurlijke
    neigingen leidt volgens Rousseau tot
    vervreemding.
  • Vervreemding is dus het resultaat van de
    gekunsteldheid die de cultuur met zich meebrengt.
  • De mens is niet gelukkig omdat hij dingen doet
    waarbij het gevoel heeft dat ze niet goed zijn
    voor hem.
  • Daarom moet het doen alsof en de hypocrisie
    worden bestreden, aldus Rousseau.
  • Aan de dwang die uitgaat van de cultuur moet een
    einde worden gemaakt.

17
3.CONTRACTUALISME
18
VOORBIJ DE NATUURSTAAT
  • In Du contrat social presenteert Rousseau de
    oplossing voor de vervreemding die de cultuur de
    natuur heeft aangedaan.
  • Hij treedt in de contractualistische traditie van
    Hobbes en Locke.
  • Het contractualisme kenmerkt zich door drie
    stappen
  • 1. Schets van een uitgangssituatie gt staat van
    een natuur (state of nature) die zich kenmerkt
    door conflict.
  • 2. Procedure voor het achterhalen van een
    contract dat een einde moet maken aan deze
    uitgangssituatie gt rationele keuze leidt tot het
    einde van het conflict.
  • 3. Resultaten van de procedure gt instemming met
    het contract.

19
DE STAAT VAN DE NATUUR
  • Rousseaus idee over de natuurstaat staat
    diametraal tegenover die van Hobbes.
  • Hobbes gt de mens zijn in de natuurstaat als
    wolven voor mekaar.
  • Rousseau gt de mens die zich in de natuurstaat
    bevindt, is een edele wilde.
  • Ook al kan de mensheid niet meer terug naar de
    natuurstaat, zij kan er wel zoveel mogelijk aan
    tegemoet proberen te komen.
  • Dat kan volgens Rousseau door recht te doen aan
    de algemene wil.

20
DE ALGEMENE WIL
  • Rousseau wil niet terug naar de natuurtoestand,
    omdat dat in een samenleving met een hoge
    arbeidsdeling nu eenmaal onmogelijk is.
  • Ook acht hij het niet realistisch te geloven in
    een radicale opheffing van de bestaande
    eigendomsverhoudingen.
  • Een contract moet uitdrukking geven aan de
    algemene wil (volonté générale), die
    uitdrukkelijk dient te worden onderscheiden van
    de wil van allen (volonté de tous).
  • Als collectief heeft de samenleving een eigen wil
    die niet te reduceren valt tot de som van alle
    willen.
  • De leidraad bij het beoordelen van de handelingen
    van burgers moet de algemene wil zijn.

21
DE SOEVEREINITEIT VAN HET VOLK
  • De soevereiniteit van het volk vloeit voort uit
    het sociaal contract.
  • De algemene wil geeft uitdrukking aan wat de
    burgers willen.
  • Burgers maken zelf de wetten waaraan ze zich
    vervolgens aan dienen te onderwerpen.
  • De leden van een politieke gemeenschap geven
    daarbij een stuk van hun vrijheid op en
    constitueren de soevereiniteit van het volk.
  • Alvorens burgers de wetten maken waaraan ze zich
    onderwerpen, moeten ze met zijn allen proberen te
    achterhalen wat in ieders belang is.

22
GELIJKE VRIJHEID
  • Voor de wet is elke burger gelijk.
  • Burgers moeten zich aan de algemene wil
    onderwerpen om de gelijke vrijheid van allen te
    garanderen.
  • Het opheffen van de natuurlijke vrijheid moet
    uiteindelijk leiden tot juridische vrijheid.
  • Wetten zijn dan en slechts dan legitiem als ze
    corresponderen met de algemene wil.
  • Deze ideeën over democratie vormden een grote
    inspiratiebron voor de Franse revolutie.

23
OPVOEDING
  • Rousseau acht het ook van groot belang dat mensen
    tot goede burgers worden opgevoed.
  • Daarom buigt hij zich in Emile Ou de léducation
    over pedagogische vragen.
  • Zijns inziens is opvoeding een kwestie van ruimte
    bieden aan de natuur de spontane ontwikkeling
    van het individu.
  • Omdat de mens van nature goed is, zal de
    opvoeding ruimte moeten bieden aan de natuurlijke
    ontwikkeling van kinderen.
  • Dat komt ook de vrijheid van het individu ten
    goede Laat het zoveel mogelijk vrijheid. Moedig
    het aan in zijn spel en zijn instinctief zoeken
    naar geluk.

24
DE NATUUR ZIJN GANG LATEN GAAN
  • Negatieve opvoeding gt opvoeding is een kwestie
    van iets nalaten dan (positief) iets te doen.
  • Opvoeden is eigenlijk de natuur zoveel mogelijk
    zijn gang laten gaan.
  • Het is beter om kinderen allerlei zaken te laten
    ervaren in plaats van ze op te zadelen met
    boekenwijsheid.
  • Opvoeders moet zich aanpassen aan de natuurlijke
    ontwikkeling van elk individu.
  • De kunst van het opvoeden draait om het
    respecteren van de autonome ontwikkeling van het
    kind gt zo moet het kind niet worden
    gedisciplineerd volgens een a priori vastgelegd
    curriculum, maar dingen vrijelijk ervaren en al
    doende leren.

25
AANBEVOLEN LITERATUUR
  • 1. Rousseau, Discours sur lorigine et les
    fondements de linégalité parmi les hommes er
    is een vertaling in het Nederlands.
  • 2. Rousseau, Du contrat social er is een
    vertaling in het Nederlands.
  • 3. Maarten Doorman, Rousseau en ik (2012).
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com