Persoonsvorm verleden tijd

1
Persoonsvorm verleden tijd
2
Bij verleden tijd is er onderscheid

• Sterke werkwoorden
• Slapen, lopen, drinken, geven, kopen
• --gt klank verandert bij verleden tijd
• Zwakke werkwoorden
• Blaffen, klagen, menen, klonen, vrezen
• --gt stam te(n) of stamde(n)
• Twijfel? Zoek het op in het woordenboek
• lopen liep, gelopen 1 zich door middel vd benen
  of poten voortbewegen gaan iem in de weg
  hinderen
• praten praatte, gepraat 1 spreken hij heeft
  mooi hij kan het makkelijk zeggen

3
Sterk werkwoord in verleden tijd

• Vervoeging is zo eenvoudig mogelijk
• Blazen --gt blies / bliezen
• Varen --gt voer / voeren
• Geven --gt gaf / gaven
• Bidden --gt bad / baden
• Kijken --gt keek / keken
• Verliezen --gt verloor / verloren
• Lopen --gt liep / liepen
• Kopen --gt kocht / kochten

4
Zwak werkwoord in verleden tijd

• Vervoeging stamte(n) of stamde(n)
• Hulpmiddel t sexy fokschaapje
• Neem het hele werkwoord
• Streep de en van het hele werkwoord weg
• Controleer of laatste letter hele werkwoord
  zonder en in t sexy fokschaapje zit
• Ja? --gt stam te bij enkelvoudig onderwerp,
• stam ten bij meervoudig
  onderwerp
• Nee? --gt stam de bij enkelvoudig onderwerp,
• stam den bij meervoudig
  onderwerp

5
Voorbeeld

• Hele werkwoord lachen
• -en wegstrepen lach
• Laatste letter h
• Check h in t sexy fokschaapje ?
• Ja --gt verleden tijd lachte(n)

6
Voorbeeld

• Hele werkwoord rennen
• -en wegstrepen renn
• -n wegstrepen --gt geen dubbele medeklinker
• Check n in t sexy fokschaapje?
• Nee --gt verleden tijd rende(n)

7
Wat doe je met

• Graven
• Verhuizen
• Vrezen
• Piepen
• Blaffen
• Miauwen
• Controleren

8
Nota bene

• Ga altijd uit van eigenlijke slotletter van de
  stam --gt verhuizen z, leven v
• Eindigt stam met klinker (a, e, i, o, u, y), dan
  altijd stam de in verleden tijd
• Sommige werkwoorden e laten staan achter stam
  --gt racen racete