Deel 3 - PowerPoint PPT Presentation

1 / 47
About This Presentation
Title:

Deel 3

Description:

Title: PowerPoint-presentatie Author: Ilse Debourdeaudhuij Last modified by: Ilse Debourdeaudhuij Created Date: 3/3/2000 1:20:07 PM Document presentation format – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:70
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 48
Provided by: IlseDe2
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: Deel 3


1
Deel 3
  • Experimenteel en quasi-experimenteel onderzoek

Chapter 16. Experimental and Quasi-Experimental
Research
2
  • Vaststellen van oorzaak-gevolg relaties door
    manipulatie van OV en effect op AV
  • Meestal eerst correlationeel onderzoek dan
    experiment om oorzaak-gevolg vast te stellen

3
  • OORZAAK-GEVOLG
  • Goed theoretisch kader
  • Passende subjecten
  • Passend experimenteel onderzoeksopzet
  • Correcte statistiek
  • Juiste selectie en contrôle van OV
  • Juiste selectie en meting van AV
  • Correcte interpretatie van resultaten

4
1. Bedreigingen voor validiteit
  • Interne validiteit experiment zelf valide
  • Externe validiteit generaliseerbaarheid
  • ?? Interne validiteit ? ?? Externe validiteit
  • alles onder contrôle ? ver weg van realiteit

5
  • KEUZE maken wat is belangrijkst interne of
    externe validiteit ???
  • Procedure
  • Eerst veel contrôle hoge interne validiteit ten
    koste van externe
  • Indien effect dan meer experimenten met hogere
    externe validiteit eventueel ten koste van de
    interne validiteit

6
2. Negen bedreigingen voor interne validiteit
  • Indien met deze bedreigingen geen rekening
    gehouden wordt, en ze niet gecontroleerd worden,
    is het moeilijk om veranderingen in AV toe te
    schrijven aan OV

7
2.1.History
  • Iets dat zich tijdens het experiment voordoet,
    niet bedoeld was, en een bedreiging vormt voor
    interne validiteit
  • Bv. Tijdens een interventie (bv. 2 soorten
    instructies) krijgt de helft van de groep ook nog
    toevallig extra lessen

8
2.2. Maturatie
  • Voor onderzoek dat loopt over langere tijd
  • Rijpingeffect is concurrent van
    interventie-effect
  • Vooral bij kinderen en adolescenten

9
2.3. Testeffect
  • Als een test 2 of meer keer wordt afgenomen
  • Subjecten leren van invullen van de test alleen
  • Zowel voor kennis als attitude als presteren

10
2.4. Instrument
  • Na een tijd gaan instrumenten minder precies
    meten
  • Observatoren gaan na een tijd anders coderen

11
2.5. Statistische regressie
  • Groepen die geselecteerd zijn op basis van
    extreme scores
  • Laag actief hoog actief
  • Laag angst hoog angst
  • zullen bij een volgende afname minder extreem
    scoren regressie naar midden

12
2.6. Selectie bias
  • Groep dat meedoet aan het experiment is op
    voorhand reeds geselecteerd
  • Bv. Gebruik van vrijwilligers
  • Bv. Subjecten niet representatief voor de
    populatie

13
2.7. Uitval van subjecten
  • Uitval van controlegroep geen actie niet meer
    meedoen
  • Uitval uit experimentele groep te moeilijk, te
    lastig, te tijdsintensief, .

14
2.8. Selectie-maturatie interactie
  • Indien twee groepen meedoen waarbij 1 groep
    experimentele en 1 groep controlegroep kunnen
    maturatieverschillen in beide groepen resultaten
    vertekenen

15
2.9. Verwachting
  • Indien men weet wie in welke conditie zit
    effect op scoring, codering, omgang
  • Self-fulfilling prophecy

16
3. Vier bedreigingen van externe
validiteit3.1. Testeffect
  • Op voorhand testen van subjecten kan hen meer
    gevoelig maken voor participatie
  • Zelfde programma slaat minder aan bij populatie
    die niet gepretest is

17
3.2. Interactie tussen selectie bias en
experimentele manipulatie
  • Een interventie kan wel werkzaam zijn in een
    specifieke populatie (bv. Jongeren) maar niet
    werkzaam in een andere

18
3.3. Reactiviteit door experimentele manipulatie
  • Subjecten gaan enkel zo reageren in experimentele
    situatie maar niet in het werkelijke leven
  • Hawthorne effect gedrag van subjecten verandert
    als men er aandacht aan besteedt

19
3.4. Multiple interventies
  • Als subjecten doorheen verschillende interventies
    gaan kunnen deze allen een aditioneel effect
    hebben
  • Geen conclusies trekken over 1 manipulatie als er
    meerdere zijn gebeurd

20
4. Contrôle van bedreigingen van interne
validiteit
  • Trachten om bedreigingen zoveel mogelijk op te
    vangen zodat de kans groter wordt dat manipulatie
    van OV werkelijk effect in AV verklaart

21
4.1. Randomisatie
  • Geen verschillen tussen groepen bij het begin van
    experiment
  • Is antwoord op history effecten VOOR begin van
    experiment, niet TIJDENS experiment
  • Antwoord op maturatie, statistische regressie,
    selectie bias, selectie-maturatie interactie

22
  • Techniek van gematchte paren eerst groepen
    testen op bepaalde karakteristiek en dan indelen
    zodat de twee groepen ongeveer gelijk zijn dit
    is GEEN GOEDE techniek verborgen variabelen !!
  • Within-subjects designs subjecten zijn hun
    eigen controles beide condities doen volgorde
    counterbalanceren en random toewijzen aan volgorde

23
4.2. Placebo, blind en dubbel blind
  • Placebo echt of psychologisch effect ?
  • Zelfde aandacht en interactie met onderzoeker
  • Blinde studie subjecten weten niet of ze
    experimentele of controleconditie zijn
  • Dubbel blind noch subjecten noch tester weten
    in welke conditie subjecten zitten

24
  • Deze technieken zijn een antwoord op controleren
    van
  • Hawthorne-effecten,
  • verwachtingseffecten,
  • halo effecten of
  • Avis-effect (subjecten in de controlegroep doen
    harder hun best omdat ze weten dat ze in de
    controlegroep zitten)

25
4.3. Niet gecontroleerd
  • Door randomisatie en blind onderzoeken kunnen
    veel bedreigingen beantwoord worden maar
  • Testeffect niet, wel door soort design (later)
  • Instrument validiteit en betrouwbaarheid
    vaststellen
  • Uitval van subjecten aangenaam maken, goed
    uitleggen, beloning,

26
5. Contrôle van bedreigingen van externe
validiteit
  • Ook hier random selectie zeer belangrijk
  • Ecologische validiteit ?
  • Heeft de experimentele situatie voldoende
    kenmerken van  real life ? 
  • Kan het experiment ook in veldsetting worden
    uitgevoerd ?

27
6. Soorten onderzoeksopzettenPRE-EXPERIMENTELEd
esigns
  • Weinig contrôle van interne validiteit
  • Geen randomisering van subjecten

28
6.1. One-shot studie
  • T O
  • Interventie en daarna meting naar effect
  • Geen oorzaak gevolg
  • Zeer zwak design

29
6.2. Eén groep Pre-test Post-test
  • O1 T O2
  • Zwak design
  • Toch al verandering kunnen meten
  • Niet zeker of alleen de interventie
    verantwoordelijk is voor het effect
  • History effecten of rijping

30
6.3. Statische groep vergelijking
  • T O1
  • O2
  • Vergelijking van twee groepen
  • Groepen niet gerandomiseerd, wel bestaand
  • Selectie effect en selectie-maturatie effect

31
  • BESLUIT
  • Deze drie pre-experimentale design laten geen
    conclusie toe over verandering in AV te wijten
    aan verandering in OV
  • Meestal zuiver TIJDVERLIES

32
ECHTE EXPERIMENTELEdesigns
  • Random toewijzing van de groepen
  • Ervoor zorgen dat
  • tijdens het experiment geen (onverwachte)
    interventie gebeurt voor 1 van beide groepen
  • er geen instrument problemen zijn
  • er geen differentiële uitval is (experimentele
    mortaliteit)

33
6.4. Gerandomiseerd groepdesign
  • R T O1
  • R O2
  • Is vergelijkbaar met statische groeps-vergelijking
    maar hier wel random
  • Indien andere bedreigingen van interne validiteit
    voldoende gecontroleerd worden oorzaak gevolg
    is mogleijk

34
  • R T1 O1
  • R T2 O2
  • R O3
  • Twee soorten behandelingen worden met elkaar
    vergeleken
  • Via ANOVA drie observaties contrasteren

35
  • R A1 B 1 O1
  • R A1 B 2 O2
  • R A2 B 1 O3
  • R A2 B 2 O4
  • R A3 B 1 O5
  • R A3 B 2 O6
  • 3 x 2 factorieel opzet waarbij er 2 OV zijn A met
    3 niveaus en B met 2 niveaus

36
  • B
  • 1 2
  • 1
  • 2
  • 3

A1 B1 A1 B2
A2 B1 A2 B2
A3 B1 A3 B2
A
37
  • Random toewijzing aan de zes cellen
  • Analyses met two-way ANOVA
  • Hoofdeffect van A
  • Hoofdeffect van B
  • Interactie-effect AB
  • Kan nog verder complexer gemaakt worden

38
6.5. Pre-test Post-test gerandomiseerd
groepsdesign
  • R O1 T O2
  • R O3 O4
  • Is er meer verandering in de experimentele groep
    in vergelijking tot de controlegroep
  • Testeffect wordt gecontroleerd

39
  • Statistische verwerking
  • Met anova voor herhaalde metingen (repeated
    measures)
  • Met anova uitgezuiverd voor pre-test scores
  • Met anova op verschilscores

40
6.6. Solomon Four groepsdesign
  • R O1 T O2
  • R O3 O4
  • R T O5
  • R O6
  • Enig opzet waar testeffecten kunnen uitgesloten
    worden

41
  • Meest sterke design dat de meeste bedreigingen
    voor validiteit controleert
  • Maar zeer veel subjecten nodig dubbel zoveel
    enkel om testeffect te bekijken wordt dan ook
    zelden gebruikt

42
QUASI-EXPERIMENTELEdesigns
  • Als externe of ecologische validiteit wil
    verhoogd worden is strenge contrôle soms moeilijk
    of onmogelijk
  • Quasi-experimenteel om experimenten in  real
    world  settings te kunnen uitvoeren

43
6.7. Time series design
  • Tijdreeksen analyse
  • O1 O2 O3 O4 T O5 O6 O7 O8
  • Slechts 1 groep
  • Toont dat invoegen van interventie een ander
    effect heeft dan geen interventie

44
  • Effect van behandeling

Treatment
45
6.8. Reversal design
  • O1 O2 T1 O3 O4 T2 O5 O6
  • Opnieuw bekijken op grafiek

T2
T1
46
6.9. Non-equivalent contrôle groep design
  • O1 T O2
  • ..
  • O3 O4
  • Equivalent met pre-test post-test gerandomiseerd
    groepsdesign, maar niet gerandomiseerd
  • Dan kijken naar pre-test verschillen en hiervoor
    controleren

47
6.10. Ex post facto design
  • Vergelijking tussen twee groepen waarvan we weten
    dat ze op bepaalde karakterisitieken verschillend
    zijn
  • Fit niet fit
  • Atleten niet-atleten
  • Vrouwelijke sporters mannelijke sporters
  • Welke variabelen discrimineren tussen deze groepen
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com