Title: Onvoltooide Liefdesbrieven Micha
1Onvoltooide LiefdesbrievenMichaïl Sjisjkin
- Spraakmakende boeken
- 26 November 2014
- Boris Noordenbos
- Universiteit van Amsterdam
- b.noordenbos_at_uva.nl
2Michaïl Sjisjkin Onvoltooide Liefdesbrieven
- Onze vijver bezinksel op de bodem, bloeiende
blubber, vol kikkerdril. De dikkopjes boksen met
de hemel. Je kruipt het water uit en plukt de
waterplanten van je af. - Ik ben gaan liggen zonnen, heb het hemd over mijn
gezicht gelegd, de wind ruist, als gesteven
linnengoed. Opeens kriebelt er iets op mijn navel
ik open mijn ogen, jij laat een dun straaltje
zand uit je vuist op mijn buik lopen. - We gaan naar huis, en de wind test het
zeiloppervlak van de bomen en van ons. - We rapen de gevallen appels op de eerste, zure,
voor compote en bekogelen elkaar met afgevallen
vruchten. - Het gekartelde profiel van het bos tegen de
ondergaande zon. - Midden in de nacht worden we gewekt door een
dichtklappende muizenval. (p. 9-10)
3Michaïl Sjisjkin
4Michaïl Sjisjkin
De Russische staat is een piramide van dieven,
die mensen opsluit vanwege hun politieke
overtuiging.
5De Boxeropstand 1899 - 1901
6Het brievenboek van Kurganov (1769)
7De reisbrief
- Op onze verdere tocht naar het noorden voeren we
zes dagen lang tussen twee in nevel gehulde
bergen. Toen we in de buurt van een eiland
kwamen, zagen we verschillende zeldzame dieren,
en bosmensen zonder kleren. We voeren verder naar
een eiland dat bewoond is door lieden met
hondenkoppen Zowel de hoofden als de tanden en
de ogen van de bewoners zijn als van honden. Als
ze vreemdelingen vangen, eten ze die op. (p. 58)
8De intieme correspondentie tussen geliefden
- Je buigt je over me heen, raakt met een tepel
mijn oogleden en wimpers aan. Laat je haren als
een tent over ons beiden vallen. Ik trek je
broekje uit een kinderlijk, crèmekleurig
broekje met lintjes , je helpt me, licht je
knieën op. - Ik kus je daar waar de huid het zachtst en teerst
is op de binnenkant van je dijen. - Ik begraaf mijn neus in het dichte warme toefje.
- Het ledikant kraakt zo wanhopig dat we naar de
vloer verhuizen. (12)
9Bekentenissen
- Jij bent nu zo ver weg dat ik het helemaal niet
erg vind om je iets te vertellen. Weet je, ik
ging toen op de datsja naar jouw kamer toe,
terwijl jij er niet was. En ik rook overal aan.
Aan je zeep. Je eau de cologne. De scheerkwast.
Ik rook aan de binnenkant van je schoenen. Ik
opende je kast. Rook aan je trui. De mouw van je
overhemd. De kraag. Ik kuste de knoop. Ik boog me
over je ledikant, drukte mijn neus in het kussen.
(p. 13)
10Reageren Volodja en Sasja wel op elkaar?
- Ja, mijn lieve Sasja-van-de-datsja, wat is dit
lang geleden, alsof het in een heel ander leven
ver hiervandaan heeft plaatsgevonden. Wat was het
fijn om allerlei onzin in het dagboek te liggen
schrijven, luisterend naar het geruis van de
regen op het dak en het zoemen van de muggen op
de veranda. Ik legde het kloeke
Shakespeare-deel op schoot daarop kon ik
comfortabel in het schrift schrijven. De lange
dubbele dennennaalden dienden als bladwijzer.
Weet je waarover ik toen schreef? Over Hamlet.
(29) - Sasjenka, mijn schat! Wel, ik ga de brieven
nummeren, om te weten welke er zoek is geraakt.
(10)
11- Ik liep gisteren van de halte vandaan en zag haar
al van verre ze komt me tegemoet. - Ik ga naar de andere kant zij doet hetzelfde.
- Ze loopt recht op me af. We blijven vlak voor
elkaar stilstaan. - Gekamd en verzorgd ziet ze er veel jonger uit.
Alsof het een andere vrouw is. De haren zijn
omhooggekamd, de oren zijn zichtbaar ze heeft
een vastgegroeide oorlel. - Ze zwijgt. Haar oogleden beginnen opeens nerveus
te trillen. - Ik zeg tegen haar Goedendag, Ada Lvovna!
- Een ooglid trekt.
- Aleksandra, ik moet met u praten. Met jou. Je
moet naar me luisteren. Ik moet je wat
vertellen. - Ik zeg tegen haar Dat hoeft niet.
- Het is niet nodig me iets te vertellen, Ada
Lvovna! - Ik weet er alles van.
- Manlief is foetsie.
- Maar jaren geleden had de vrouw van die man
gedacht wie wil zo iemand als ik hebben? - Toen haar tepels begonnen op te zwellen,
verheugde ze zich ze was al een grote meid aan
het worden, en toch was er nog steeds niets te
zien.
12- Ik liep gisteren van de halte vandaan en zag haar
al van verre ze komt me tegemoet. - Ik ga naar de andere kant zij doet hetzelfde.
- Ze loopt recht op me af. We blijven vlak voor
elkaar stilstaan. - Gekamd en verzorgd ziet ze er veel jonger uit.
Alsof het een andere vrouw is. De haren zijn
omhooggekamd, de oren zijn zichtbaar ze heeft
een vastgegroeide oorlel. - Ze zwijgt. Haar oogleden beginnen opeens nerveus
te trillen. - Ik zeg tegen haar Goedendag, Ada Lvovna!
- Een ooglid trekt.
- Aleksandra, ik moet met u praten. Met jou. Je
moet naar me luisteren. Ik moet je wat
vertellen. - Ik zeg tegen haar Dat hoeft niet.
- Het is niet nodig me iets te vertellen, Ada
Lvovna! - Ik weet er alles van.
- Manlief is foetsie.
- Maar jaren geleden had de vrouw van die man
gedacht wie wil zo iemand als ik hebben? - Toen haar tepels begonnen op te zwellen,
verheugde ze zich ze was al een grote meid aan
het worden, en toch was er nog steeds niets te
zien.
13- De tweede man van haar moeder was een
mislukkeling. Mislukkelingen trouwen altijd een
weduwe met een kind. - In een verleden had hij als jongeman zijn
symfonie naar een beroemde componist gestuurd,
maar kreeg geen antwoorde. Later herkende hij
tijdens een concert zijn eigen muziek in het
nieuwe werk van de componist. Sindsdien wreekte
hij zich op de mensheid door geen klap uit te
voeren. Hij verdiende wat bij als accompagnateur
in een dansklas, warmde zijn verkleumde vingers
aan de radiator. - De mislukkeling vond dat hij door te trouwen
edelmoedig had gehandeld, maar dat er met
ondankbaarheid op werd gereageerd. Toen hij
verliefd werd, zei hij tegen zijn geliefde Ik
ben zo gelukkig dat jij in mijn leven bent
verschenen, jij bent mijn redding. - Maar jaren later dacht hij kan een vrouw een
redding zijn? (p.166)
14- De tweede man van haar moeder was een
mislukkeling. Mislukkelingen trouwen altijd een
weduwe met een kind. - In een verleden had hij als jongeman zijn
symfonie naar een beroemde componist gestuurd,
maar kreeg geen antwoorde. Later herkende hij
tijdens een concert zijn eigen muziek in het
nieuwe werk van de componist. Sindsdien wreekte
hij zich op de mensheid door geen klap uit te
voeren. Hij verdiende wat bij als accompagnateur
in een dansklas, warmde zijn verkleumde vingers
aan de radiator. - De mislukkeling vond dat hij door te trouwen
edelmoedig had gehandeld, maar dat er met
ondankbaarheid op werd gereageerd. Toen hij
verliefd werd, zei hij tegen zijn geliefde Ik
ben zo gelukkig dat jij in mijn leven bent
verschenen, jij bent mijn redding. - Maar jaren later dacht hij kan een vrouw een
redding zijn? (p.166)
15- Volodjenka!
- Hoeveel tijd is er al verstreken?
- Ik werd toen opgebeld door je mama, maar ze kon
niet praten. De hoorn werd overgenomen door je
stiefvader. Hij vertelde me alles. -
- Alles is in ijs veranderd. Zowel mijn ziel als
mijn benen. Daarna stond ik op en zocht jouw
familie op. Je moeder bood een vreselijke
aanblik. Haar gezicht was opgezwollen door de
tranen. -
- Ze reikte me de kennisgeving aan.
- Kijk, er is een vel papier, er is een zegel, er
is een handtekening. Maar waar is mijn zoon? - Toen kon ze zich niet meer inhouden, en ik ook
niet. We barsten in snikken uit. - Ze herhaalde de hele tijd Waarom moesten ze hem
doden? Waarom moesten ze hem doden? (p. 81)
16- Ik herinner me dat ik in Hamlet las De tijd
raakte uit t verband. En alles was me duidelijk.
Zou dat zo moeilijk zijn om te begrijpen? - Maar hier heb ik het pas echt begrepen. Nu weet
ik wat hij bedoelde. - Weet je waar Shakespeare in feite over schreef?
Over het feit dat dit verband hersteld wordt
wanneer wij elkaar opnieuw zullen ontmoeten en ik
mijn hoofd bij jou op schoot zal leggen. (p. 270)
17- In den beginne was het woord. Welnu, zijn
woorden zijn er nog, en hij is in de woorden, ze
zijn zijn lichaam geworden. Dat is de enige reële
onsterfelijkheid. Een andere is er niet. Al het
overige bevindt zich daar, in de kuil met
kerkhofuitwerpselen. (p. 164) -
- Ik moest me ervan ontdoen. Moest me vrij voelen.
Gewoon levend. Ik moest bewijzen dat ik op mezelf
bestond, zonder woorden. Ik had bewijzen nodig
voor mijn bestaan. -
- Wat ik nu ervaar, is veel belangrijker dan
honderden en duizenden woorden. Zeg, hoe kun je
deze bereidheid tot het leven, die me vervult,
onder woorden brengen? (p. 165)
18- Naar de hel met de bewijzen! Mijn eigen Sasjka!
Welke andere bewijzen voor mijn bestaan heb ik
nog nodig als ik gelukkig ben vanwege het feit
dat jij er bent, dat jij van me houdt en op dit
moment deze regels leest! (p. 165) - Wanneer jij deze regels leest, is de dood
uitgesteld (p. 269)
19- Ik bouwde aan mijn ark. Alleen bestond mijn ark
niet uit balken maar uit woorden. Iedereen om me
heen leidde het leven van alledag, verheugde zich
over het vluchtige, terwijl ik alleen maar aan de
noodzaak van de zondvloed en aan de ark kan
denken. Van elk schepsel twee, een wijfje en
een mannetje. Gebeurtenissen, mensen, voorwerpen,
herinneringen, plaatjes, geluiden. (p. 214) - Om werkelijk en echt te worden, moet je
vermoedelijk niet in je eigen bewustzijn bestaan
, maar in het bewustzijn van iemand anders. (p.
31)
20(No Transcript)
21Vladimir Sorokin
VIKTOR JEROFEJEV
VIKTOR PELEVIN
22Vladimir Sorokin Blauw spek (1999)
Voor mij is literatuur papier bedrukt met
letters. Literatuur is een dode wereld, een
wereld van clichés. (Sarafima Roll,
Contextualizing Transition Interviews with
Contemporary Russian Writers and Critics, p. 74)
23Vladimir Sorokin
24Michaïl Sjisjkin Onvoltooide Liefdesbrieven
- Onze vijver bezinksel op de bodem, bloeiende
blubber, vol kikkerdril. De dikkopjes boksen met
de hemel. Je kruipt het water uit en plukt de
waterplanten van je af. - Ik ben gaan liggen zonnen, heb het hemd over mijn
gezicht gelegd, de wind ruist, als gesteven
linnengoed. Opeens kriebelt er iets op mijn navel
ik open mijn ogen, jij laat een dun straaltje
zand uit je vuist op mijn buik lopen. - We gaan naar huis, en de wind test het
zeiloppervlak van de bomen en van ons. - We rapen de gevallen appels op de eerste, zure,
voor compote en bekogelen elkaar met afgevallen
vruchten. - Het gekartelde profiel van het bos tegen de
ondergaande zon. - Midden in de nacht worden we gewekt door een
dichtklappende muizenval. (p. 9-10)