POSITIVISME

1
POSITIVISME

• Wat? Op basis van waarnemingen komen tot het
  ontdekken van regelmatigheden, om te komen tot
  het formuleren van verklaringen
• Oorsprong Positivisme van Comte versus het
  neopositivisme van de 20ste eeuw.
• Kenmerken
• Alle verschijnselen worden gedirigeerd door
  dezelfde algemene principes, die door empirische
  onderzoek kunnen achterhaald worden (observatie),
  dit onderzoek leidt tot de formulering van
  oorzaak-gevolg relaties Methodologisch monisme
• Theorie bepaalt waarop de wetenschap zich moet
  concentreren en hoe zij moet observeren
  (concepten, operationalisatie en kwantificatie)
• De centrale taak is het ontdekken van causale
  relaties

2
Causale relatie voorwaarden.

1. Associatie tussen geoperationaliseerde begrippen
   (of veranderlijken)
2. Tijdsordening Onafhankelijke veranderlijken komt
   in de tijd voor de afhankelijke veranderlijke
3. Echtheid van de causale relatie.
4. Theorie als verklaring voor de causale relatie

3
Associatie tussen de veranderlijken
4
Echtheid van de causale relatie.(zie eveneens
Population density and pathology)
5
Kessler, R.C. en J.A. McRae (1982),The effects of
wives' employment on the mental health of men and
women, ASR, 47 216-227

• Vertrekpunt
• Vrouwen vaker last van angst en depressiviteit
• Trend laatste 25 jaar wellicht afname van dit
  geslachtsverschil
• Onderzoeksvraag heeft deze trend te maken met de
  toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen?

• Voorwaarde 1 Er is een verband tussen het
  verrichten van betaalde arbeid en mentale
  gezondheid

6

• Voorwaarde 2 Welke is de richting van de
  causaliteit?
• Verband is even sterk bij vrouwen uit hoge
  inkomensgroepen als bij vrouwen uit lage
  inkomensgroepen, dus selectie-effecten zijn
  minder waarschijnlijk. (Waarom?)

7

• Voorwaarde 3 associatie wordt (statistisch)
  gecontroleerd voor leeftijd, onderwijs,
  etniciteit, enz.
• Voorwaarde 4 Hoe moet dit verband verklaard
  worden?
• Aanwezigheid zorgbehoevende kinderen
• Hulp partner bij huishoudelijke taken

A. Aanwezigheid zorgbehoevende kinderen A. Aanwezigheid zorgbehoevende kinderen
Gehuwde vrouwen met zorgbehoevende kinderen
Gehuwde vrouwen zonder zorgbehoevende kinderen
8
B. Bijdrage van de partner in het huishouden en in de zorg voor de kinderen B. Bijdrage van de partner in het huishouden en in de zorg voor de kinderen
Partner zorgt voor kinderen/ helpt met huishoudelijke taken
Partner zorgt niet voor kinderen/helpt met huishoudelijke taken
Partner zorgt niet voor kinderen/helpt niet met huishoudelijke taken
9
(No Transcript)