Title: Hoofdstuk
1Hoofdstuk 1. Chemie van het leven 2. De cel 3.
Genetica
2Gregor Mendel (1822-1884)
Verhandlungen des naturforschenden Vereines in
Brünn
3Hugo de Vries (1848-1935) Carl Correns
(1864-1933) Erick von Tschermak (1871-1962)
4- artificiële kruisbestuiving
- kenmerken met discontinue variatie
5dominant
recessief
6- voor elk kenmerk heeft een organisme
- twee allelen, elk afkomstig van één ouder
7- voor elk kenmerk heeft een organisme
- twee allelen, elk afkomstig van één ouder
- als de twee allelen verschillen, komt slechts
één - tot uiting
genotypePP
P
8Pp of PP ? ? testkruising
9- voor elk kenmerk heeft een organisme
- twee genen, elk afkomstig van één ouder
- als de twee allelen verschillen, komt slechts
één - tot uiting
- de twee allelen voor elk karakter scheiden bij
de - gameetvorming
anafase I van de meiose
10dihybride kruising
P
YYRR
yyrr
gameten
112de Wet van Mendel De overerving van één
kenmerk gebeurt onafhankelijk van de overerving
van een ander kenmerk (onafhankelijke segregatie)
12Mendeliaanse genetica bij de mens
stamboomanalyse
losse oorlel
vaste oorlel
recessief
dominant
13(No Transcript)
14Widows peak
geen Widows peak
recessief
dominant
15Widows peak (dominant)
Geen widows peak (recessief)
16Mendeliaanse genetica bij de mens
recessief
dominant
tong-gymnastiek
niet-kunnen kunnen
17Mendeliaanse genetica bij de mens
18Mendeliaanse genetica bij de mens
- mucoviscidose (cystic fibrosis)
- 1/2500 blanken is homozygoot
- 1/25 is drager van het allel
- gen codeert voor transporteiwit (Cl--pomp)
- abnormaal hoge concentratie aan Cl- veroorzaakt
- mucusopstapeling in pancreas, longen,
MD-kanaal - verhoogde kans op bacteriële infectie
- afgebroken afweercellen dikken mucus aan
19Mendeliaanse genetica bij de mens
- achondroplasie (dwerggroei)
- 1/10 000 heterozygoot
- dominante lethale allelen zijn zeldzaam
20Mendeliaanse genetica bij de mens
- ziekte van Huntington (Huntingtons chorea)
- aftakeling van het zenuwstelsel
- manifesteert zich tussen 35 en 45 jaar
- kind van een drager heeft 50 kans op de ziekte
- gen situeert zich op chromosoom 4
Aa x aa ? Aa en aa
21Mendeliaanse genetica bij de mens
autosomaal, dominant ETM1 (chr 3), ETM2 (chr2)
22Mendeliaanse genetica bij de mens
gt50 jaar tremor spierstijfheid evenwichtstoornisse
n chromosoom 4 synthese a synucleïne
Muhammed Ali
Michael J. Fox
23Mendeliaanse genetica bij de mens
ff gt mm vergeetachtigheid verlies vermogen
tot herkennen personen chr 1, 14, 19, 21
Ronald Reagan
24Mendeliaanse genetica bij de mens
overgevoelig voor zonlicht (UV) geringe
gestalte voortijdige veroudering chr 5
25Mendeliaanse genetica bij de mens
mm gt25 vet ff gt30vet Ob-gen (chr 7) leptine ?
26Mendeliaanse genetica bij de mens
elfachtige gelaatstrekken hart- en
bloedvaten hyperacusis laag IQ taalgevoel,
muzikaal chr 7
27Mendeliaanse genetica bij de mens
versnelde veroudering vanaf adolescentie autosomaa
l recessief chr 8
28Mendeliaanse genetica bij de mens
genetische adviescentra
- screening ouders (homo/heterozygoot)
291. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie
30volledige dominantie (Mendel)
31partiële dominantie
DD
dd
Dd
32codominantie
IA IB IO
IAIA, IAI0 alleen N-acetyl-D-galactosamine IBIB,
IBI0 alleen a-D-galactose IAIB
beide glycoproteïnen I0I0 geen van
beide
33dominant, partiëel dominant of co-dominant ?
organisatieniveau vb ziekte van Tay-Sachs
GM2 ganglioside (onderdeel van de cel- membraan,
vooral bij zenuwcellen)
b-hexosaminidase A (Hex A)
organismaal niveau enkel homozygoten
getroffen ? recessief, volledige dominantie
biochemisch niveau Hex A-activiteit van
heterozygoten is intermediair tussen homozygoten
? co-dominant
34- dominantie is zelden zo eenvoudig als bij
Mendels - erwten
- dominantie is geen gevolg van een directe
interactie
- de dominantie van een allel zegt niets over zijn
- frequentie in de populatie
351. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele allelen
36Multipele allelen bij de ABO-bloedgroep
IA codeert voor koolhydraat A IB codeert voor
koolhydraat B i codeert geen koolhydraat
allelen
IA en IB co-dominant, dominant over i
37fenotype
klontering wanneer in contact met serum van
antilichamen in serum
O A B AB O ii Anti-A
Anti-B nee ja ja ja A IAIA of
IAi Anti-B nee nee ja ja B IBIB of
IBi Anti-A nee ja nee ja AB IAIB geen nee nee
nee nee
genotype
381. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie
fenotypisch kenmerk A
gen
fenotypisch kenmerk B
39Pleiotropie sikkelcelanemie
homozygoot voor sikkelcel-allel
sikkelcel-hemoglobine
Hb kristalliseert bij lage O2 bloedcellen worden
sikkelvormig
afbraak rode bloedcellen
klontering, verstoppingen
opstapeling rbc in milt
hart problemen
pijn, koorts
hersen- schade
schade organen
schade milt
zwakte
anemie
verminderde mentale capaciteit
nier- problemen
verlammingen
infecties
rheuma
401. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis
41Epistasis vacht muizen
b pigment
Bb of BB
bb
g afzetting
Cc of CC afzetting cc geen afzetting
42Epistasis vacht muizen
BbCc
BbCc
431. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis 2.5.
Geslachtsgebonden genen
44Geslachtsgebonden genen Morgans fruitvliegen
m
f
P
F1
alle ff, 1/2mm
1/2 mm
F2
45Geslachtsgebonden genen Morgans fruitvliegen
m
f
P
WW
w.
F1
Ww en W.
alle ff, 1/2mm
1/2 mm
F2
w.
WW, Ww, W.
46Geslachtsgebonden genen rood-groen blindheid
47Geslachtsgebonden genen rood-groen blindheid
ouders
nakomelingen
vader
moeder
zonen
dochters
XY
X
X
X
Y
of XY
X
X of XX
c
c
c
XY
X
X
X
Y
X
X
c
c
c
c
X
Y
XX
XY
X
X
c
c
X
Y
X
X
XY of
X
Y
X
X of
X
X
c
c
c
c
c
c
X
Y
X
X
X
Y
X
X
c
c
c
c
c
c
48Geslachtsgebonden genen hemofilie
49Victoria 1819-1901
Albert 1819-1861
Alexandra 1872-1918
501. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis 2.5.
Geslachtsgebonden genen 2.6. Inactivatie van
X-chromosomen
51Inactivatie van een X-chromosoom bij zoogdieren
Barr-lichaam
XX
X
X
X
X
X
zygote
X
jong embryo
52Inactivatie van een X-chromosoom bij lapjeskat
531. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis 2.5.
Geslachtsgebonden genen 2.6. Inactivatie van
X-chromosomen 2.7. Gekoppelde genen
54Gekoppelde genen Morgan fruitvliegen revisited
bb vv
bb vv
P
55Gekoppelde genen
b
b
v
v
56Gekoppelde genen genenkaarten
17
a
b
c
10
7
recombinatiefrequentie
571. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis 2.5.
Geslachtsgebonden genen 2.6. Inactivatie van
X-chromosomen 2.7. Gekoppelde genen 2.8.
Genetische imprinting
58Genetische imprinting Prader-Willi / Angelman
deletie op chromosoom 15
chromosoom lt vader
chromosoom lt moeder
59Genetische imprinting fragile X syndroom
- X-chromosoom gebroken
- 1/2000 mm, 1/1000 ff
- mentale retardatie
- overmaatse oren, testes
- erger wanneer abnormale chromosoom lt moeder
601. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel
2.1. Onvolledige dominantie 2.2. Multipele
allelen 2.3. Pleiotropie 2.4. Epistasis 2.5.
Geslachtsgebonden genen 2.6. Inactivatie van
X-chromosomen 2.7. Gekoppelde genen 2.8.
Genetische imprinting 2.9. Overerving van
extranucleaire genen
61Overerving van extranucleaire genen
621. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica
63Centrale limietstelling de som van een groot
aantal onafhankelijke, willekeurige kwantiteiten
leidt tot een normaal- verdeling
Gauss-curve klok-curve normaalcurve
64frequentie
X
gemiddelde m, X
65frequentie
standaarddeviatie (s) variantie (s2)
m
66frequentie
s2 gt s2
671. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 3.1. Polygenische
beïnvloeding
682 min
1 min
a A a
b B b
g C c
d D d
698
709
7110
7211
7312
7413
7514
7615
7716
78frequentie
0.30
AaBbCcDd
AABBccdd
.
0.25
AaBbCcdd
AABbCcDd
AABbccdd
AABBCcdd
.
.
0.20
0.15
AABBCCdd
AABbCCDd
.
0.10
Aabbccdd
AABBCCDd
aaBbccdd
0.05
AaBBCCDD
aabbccdd
AABBCCDD
0.00
8
10
12
14
16
Duur paring
79(No Transcript)
801. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 3.1. Polygenische
beïnvloeding 3.2. Genen én omgeving
81Drosophila
82reactienorm range van fenotypen die kan
ontstaan uit één genotype, in verschillende
omgevingen
83fenotypische variatie
genetische variatie
omgevings- variatie
84additieve genetische variatie
dominantie variatie
epistasis variatie
85heritabiliteit
0 lt h² lt 1
86heritabiliteit in de nauwe zin
87kenmerk h²
levensverwachting 0.29 lichaamslengte 0.85 gew
icht 0.63 maximale polsslag 0.84 verbaliteit
0.63 geheugen 0.47 masculiniteitsindex 0.1
2 temperamentsindex 0.58
881. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 4.1. Common garden experimenten
89Ann Hedrick Susan Riechert
901. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 4.1. Common garden experimenten 4.2.
Kruisingsexperimenten
91Peter Berthold Ullrich Querner
zwartkop
921. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 4.1. Common garden experimenten 4.2.
Kruisingsexperimenten 4.3. Studie van
mutanten
93- stuck
- coïtus interruptus
- bang-sensitive
- dunce
- don giovanni
- amnesiac
941. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 4.1. Common garden experimenten 4.2.
Kruisingsexperimenten 4.3. Studie van
mutanten 4.4. Artificiële selectie
95Tryon R.C. 1940
96Cade W.H. 1982
6
5
4
3
Gryllus integer
Roeptijd (uren)
2
1
P
1
2
3
4
Generatie
971. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 4.1. Common garden experimenten 4.2.
Kruisingsexperimenten 4.3. Studie van
mutanten 4.4. Artificiële selectie 4.5. Studie
van verwante individuen
98Grant 1986
galapagosvink
11
1976 1977
10
snavelhoogte jong (mm)
9
8
8
9
10
11
Gem. snavelhoogte ouders (mm)
99regressie-analyse
b
regressie- coëfficiënt
h²
r
100genetische verwantschapsgraad
de proportie allelen die twee individuen
gemeen hebben door afkomst
vader - zoon 0.5 ouder - kind 0.5 grootvader
- kleinzoon 0.25 algemeen S (0.5)L
101variantie-analyse
distributie per familiegroep distributie van de
gemiddelden per familie distributie van alle
waarnemingen
1022
s
b
intra-klas- correlatie coëfficiënt
t
2
s
p
t
h²
r
1031. Mendeliaanse genetica 2. Voorbij Mendel 3.
Kwantitatieve genetica 4. Opsporen van genetische
variatie 5. Case study IQ en erfbaarheid
104(No Transcript)
105h20.8
It IQ is inherited, or at least innate, not
due to teaching or training it is
intellectual, not emotional or moral, and remains
unchanged by industry or zeal.
Sir Cyril Burt (1833-1971)
106Oskar Stohr
Jack Yufe
107Jim Lewis
Jim Springer
108L.J. Kamin (1972)
1955 n 21, r 0.771 1958 n gt 30, r
0.771 1966 n 53, r 0.771
sexen kinderen ? ouderdom bij testen ? test ?
O. Gillie (1976)
M. Howard J. Conway ?
109Herrnstein R.J. Murray C. 1994 The bell
curve The Free Press, New York
0.40 lt h2 lt 0.80
Devlin B., Daniels M., Roeder, K. 1997 The
heritability of IQ Nature 388 468-471 h2
0.48 h2narrow 0.34
110corpred
corobs
Devlin et al. 1997
1
0.85
37
ééneiïge tweelingen, samen
1
0.68
5
ééneiïge tweelingen, apart
0.5
0.59
42
twee-eiïge tweelingen, samen
0.5
0.44
69
broers en zussen, samen
0.5
0.27
69
broers en zussen, apart
0
0.29
5
niet-verwante kinderen, samen
0.5
0.39
32
ouder - biologisch kind, samen
0
0.17
6
ouder - geadopteerd kind