Individuele verschillen - PowerPoint PPT Presentation

About This Presentation
Title:

Individuele verschillen

Description:

Individuele verschillen Entwistle & Wilson Soorten motivatie om de academische prestaties van lerenden te proberen voorspellen Entwistle: ASSIST Diepe ... – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:106
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 61
Provided by: Martin1160
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: Individuele verschillen


1
Individuele verschillen
2
(No Transcript)
3
Advance organizer
1. Ik studeer het best als het stil is in mijn omgeving. 1 2 3 4 5
2. Ik stel mijn ouders graag tevreden door goede resultaten te halen. 1 2 3 4 5
3. Ik studeer graag in een sterk verlichte ruimte. 1 2 3 4 5
4. Wanneer mijn lesgever me een opdracht geeft, heb ik graag dat hij of zij me duidelijk vertelt wat ik moet doen. 1 2 3 4 5
5. Ik kan het best nadenken als ik het warm heb. 1 2 3 4 5
6. Ik studeer het best aan een tafel of aan een bureau. 1 2 3 4 5
7. Ik zit graag in een zetel of een sofa om te studeren. 1 2 3 4 5
8. Ik studeer graag samen met één of twee vrienden. 1 2 3 4 5
9. Ik doe het graag goed op school. 1 2 3 4 5
10. Ik voel me doorgaans beter bij warm weer dan bij koud weer. 1 2 3 4 5
4
Individuele verschillen
  • Verschillen ten aanzien van heel wat variabelen
    in lerende en/of zijn /haar context.
  • Focus op geslacht en SES
  • Onderwijs kan proberen om te gaan met
    verschillen Schools make a difference 

5
Doel van dit thema
  • Via instructie kunnen we impact van individuele
    verschillen ombuigen.
  • Bewustzijn noodzakelijk!!
  • Twee delen in thema
  • Geslacht, SES, leerstijl
  • Aanpakken via instructie

6
Let op met verschillen!
  • Verschillen tussen lerenden kunnen veranderen
    over de tijd heen vergroten, verkleinen of
    veranderen.
  • Variatie tussen groepen (geslacht, etnische
    afkomst, sociaal-economische status, ) en binnen
    groepen.
  • Wanneer twee groepen gemiddeld verschillen van
    elkaar, betekent dit niet dat er geen grote
    overlap en dus gelijkenissen kan bestaan tussen
    beide groepen.
  • Leerprestaties worden positief beïnvloed wanneer
    rekening wordt gehouden met verschillen tussen
    groepen en individuen.

7
Verschillen tussen ? en ?
8
Empirische basis voor geslachtsverschillen
(internationaal)
  • Jongens krijgen meer vrijheid dan meisjes.
  • Op een voorschoolse leeftijd hebben lerenden
    stereotiepe opvatting over geslachtsrollen.
    Oudere lerenden volgen snel een rigide opvatting
    over rolpatronen en ouders bekrachtigen
    stereotiep gedrag.
  • De media bekrachtigen stereotiepe opvatting over
    rolpatronen.
  • Peers reageren positiever op gedrag dat past in
    bij een klassieke rolverdeling.

9
Empirische basis voor geslachtsverschillen
(internationaal)
  • Impact geslacht op prestaties wiskunde en
    wetenschappen verminderd tot zelfs verdwenen is.
  • Proportioneel meer jongens bijlessen voor talen
    en voor wiskunde, sneller overzitten en 2-3 x
    meer doorverwezen naar BO.
  • Meisjes zijn actiever en leerprestaties zijn
    hoger in niet-gemengde klassen dan in gemengde
    klassen.
  • Meisjes presteren minder goed in gemengde
    klassen.
  • Instructieverantwoordelijken gedragen zich
    verschillend tegenover jongens dan tegenover
    meisjes.

10
Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde Verschillen in opvattingen over jongens en meisjes bij het leren van wiskunde
Meisjes Totaal 145 Totaal 145 Jongens Totaal 105 Totaal 105 Totaal 105  
n f n    
Zorgzaam 35 24 Lui Lui 17 16    
Hard werkend 34 23 Redeneren, slim Redeneren, slim 13 12    
Uit het hoofd leren 12 8 Minder zorgzaam Minder zorgzaam 11 10    
Minder zelfvertrouwen 12 8 Inzicht, creatief Inzicht, creatief 9 9    
Routine 10 7 Zelfvertrouwen Zelfvertrouwen 8 8    
Kopiëren van regels 8 6 Avontuurlijk Avontuurlijk 7 7    
Veel oefenen 5 3 Problem-solver Problem-solver 5 5    
Doorzetten 4 3 Zetten niet door Zetten niet door 5 5    
Soro (2002).
11
Empirische basis voor geslachtsverschillen
(internationaal)
  • Jongens en meisjes verschillen nauwelijks in
    intelligentie (bijv. IQ) en andere aangeboren
    mogelijkheden.
  • De fysische en motorische mogelijkheden van
    jongens zijn na de puberteit groter dan die
    van meisjes. Meisjes hebben wel een betere
    fijn-motoriek.
  • Motivatie voor schooltaken blijkt grondig te
    verschillen bij meisjes en jongens. Jongens
    blijken capaciteiten te overschatten.
  • Jongen groter zelfvertrouwen in
    probleemoplossingssituaties meisjes meer in
    interpersoonlijke themas.
  • Jongens en meisjes geven andere verklaringen voor
    hun succes of hun falen.
  • Meisjes gaan anders met elkaar om danjongens.

12
Empirische basis voor geslachtsverschillen
(nationaal)
  • PISA-onderzoek bij 15-jarigen (2003)
  • Jongens scoren significant beter voor wiskunde
    dan meisjes.
  • Verschil tussen jongens en meisjes groter
    geworden dan in PISA2000.
  • Geen verschillen in probleemoplossingsvaardigheden
    .
  • Wat betreft leesvaardigheid presteren meisjes
    beter dan jongens.

13
Empirische basis voor geslachtsverschillen
(nationaal)
  • Dit wordt niet bevestigd bij onderzoek in het
    basisonderwijs. Verschillen ebben weg?

14
SES
  • Lagere SES hangt direct samen met lagere
    leerprestaties.
  • Sociale ongelijkheid.
  • Onderwijsbeleid creëren van gelijke kansen een
    prioriteit.
  • September 2002 Gelijke Onderwijs Kansen decreet
    (GOK-decreet) (http//www.ond.vlaanderen.be/GOK/).

15
SES
  • Theoretische basis
  • Genetisch deficitmodel
  • Onderwijsdeficitmodel
  • Cultureel deficitmodel.
  • In elk van deze modellen worden andere variabelen
    en processen benadrukt die verantwoordelijk zijn
    voor het ontstaan van sociale ongelijkheid.

16
Genetisch deficitmodel
  • Genetische factoren verantwoordelijk voor sociale
    ongelijkheid.
  • Jaren 60 een revival (Jensen, 1969)
    erfelijkheid aan de basis van verschillen tussen
    lerenden. Door bijv. een erfelijk bepaalde lagere
    intelligentie behaalt men lagere schoolprestaties
    die op hun beurt de sociaal-economische positie
    beïnvloeden.
  • Fel debat.
  • Defaitistische assumpties en een genetische
    inferioriteitshypothese.
  • Onderzoek intelligentie tot op bepaalde hoogte
    genetisch bepaald, maar uiteindelijk bereikte
    onderwijsniveau van lerenden vooral bepaald door
    familiale omgeving.

17
Genetisch deficitmodel
  • Vlaamse LOSO-project (Longitudinaal Onderzoek
    Secundair Onderwijs) elementen van genetische
    deficitmodel.
  • Onderzoek KULeuven longitudinaal onderzoek vanaf
    1990, 6000 leerlingen volgen gedurende
    schoolloopbaan in het secundair onderwijs.
  • Verklaringsvariabelen voor verschillen in
    leerprestaties
  • een groot percentage van de variantie in
    schoolvorderingen wordt verklaard door
    intelligentie (IQ)
  • lerenden van gezinnen met een hogere SES ook
    hoger scoren op een IQ-test en vice versa

18
USA Black and Intelligent?
19
Onderwijsdeficitmodel
  • Onderwijs reproduceert maatschappelijke
    ongelijkheid door de manier waarop instructie op
    micro-, meso- en macroniveau is georganiseerd.
  • Onderwijs (re)produceert ongelijkheid van
    scholingskansen voor lerenden en negeert hun
    persoonlijke kwaliteiten (Doornbos, 1982).
  • Oorzaken in bijv. de keuze voor
    onderwijsdoelstellingen (het curriculum) en in de
    manier waarop wordt geëvalueerd. Discriminatie
    van bepaalde sociaal-economische groepen.

20
Onderwijsdeficitmodel
  • Bowles Gintis
  • Onderwijs geen hefboom om sociale ongelijkheid op
    te heffen, maar eerder een slagboom om lerenden
    met een lage SES de toegang tot jobs en posities
    te ontzeggen.
  • Het onderwijssysteem wil lerenden op maat snijden
    van de arbeidswereld.
  • Er is dus een structurele overeenkomst tussen de
    sociale verhoudingen in het onderwijs en die in
    de productiesfeer
  • Arbeiderskinderen terechtkomen worden
    doorgesluisd naar lagere opties van het
    secundair onderwijs. Hogere SES volgen hogere
    studierichtingen. Onderwijsopties reflecteren dus
    sterk de hiërarchische arbeidsdeling.

21
Onderwijsdeficitmodel
  • Illichhidden curriculum.
  • Schools tend to incalculate passive consumption
    an uncritical acceptance of the existing social
    order by the nature of the discipline and
    regimentation they involve. These lessons are not
    consciously taught they are implicit in school
    procedures and organization. The hidden
    curriculum teaches children that their role in
    life is to know their place and to sit still in
    it. (ibid, p.54).

22
Onderwijsdeficitmodel
  • Vlaanderen
  • Oorzaken in selectieve karakter van Vlaamse
    onderwijssysteem.Vele inspanningen van overheid
    teniet gedaan omdat ideologische basis van het
    onderwijs niet verandert. De dominante ideologie
    is gebaseerd op meritocratie in plaats van
    democratie.
  • Lerenden waarvan de ouders niet-actief zijn (lage
    SES, migranten) blijken in mindere mate naar de
    kleuterschool te gaan. Dit werkt verder door in
    het secundair onderwijs grotere kans op
    vertraging in schoolloopbaan. Einde secundair
    onderwijs lerenden met lagere SES meer in BSO en
    TSO. Lagere participatie aan hoger onderwijs.

23
Cultureel deficitmodel.
  • Sociale ongelijkheid gereproduceerd door
    culturele factoren.
  • Twee belangrijkste auteurs
  • Bourdieu Passeron (1970) cultureel kapitaal.
  • Bernstein (1971) taalcode

24
Bourdieu Passeron (1970) cultureel kapitaal
  • Kinderen krijgen cultureel kapitaal mee op basis
    van hun opvoeding o.a. taalgebruik,
    taalvaardigheid, sociale vaardigheden,
    consumptiepatronen, vrijetijdsbesteding,
    waardensysteem, de levensstijl, opvattingen en
    aspiraties (Verhoeven et al., 2000
  • Lerenden hebben meest succes op school wanneer
    thuiscultuur overeenkomt met de schoolcultuur.
  • Schoolcultuur is gedefinieerd door een bepaalde
    sociale klasse.
  • Kinderen uit gezinnen met een lage SES halen
    zwakkere resultaten omdat thuiscultuur niet
    aansluit bij de dominante schoolcultuur.
  • Onderzoek Vlaamse onderwijs weerspiegelt
    cultuurkapitaal van de middenklasse.

25
Bernstein (1971) taalcode
  • Linguïstische vaardigheden van de lerenden
    bepalend.
  • Lerenden uit lagere sociale milieus hanteren een
    andere taalcode contextgebonden.
  • Taalcode van gezinnen met hoge SES taal minder
    contextgebonden. Daardoor beter functioneren op
    school.
  • Van Houtte (2002) lerenden uit gezinnen met lage
    SES begrijpen minder goed wat de
    instructieverantwoordelijke zegt en hebben meer
    last met abstracties en generalisaties.

26
Bernstein (1971) taalcode
  • Verhoeven en Kochuyt (1995) studiebegeleiding
    verschilt aanmoedigen versus concrete hulp.
  • Derks, Elchardus, Glorieux Pelleriaux (1998)
    lerenden uit kansarme gezinnen ontwikkelen een
    smaak die niet past bij de schoolcultuur. Dit
  • Vranken, Geldorf Van Menxel (1997) allochtone
    leerlingen duidelijk verschil tussen thuis- en
    schoolcultuur.
  • Geluykens Van Damme (2003) onderwijsgerichtheid
    van de ouders (opvolging van het leerproces,
    positieve instelling ten opzichte van de school
    en bereikbaarheid) verschillen. Lerenden in het
    ASO (algemeen secundair onderwijs) vooral uit
    gezinnen met hoogste onderwijsgerichtheid.
    Laagste onderwijs-gerichtheid bij voltijds en
    deeltijds BSO.

27
SES
  • Complexe variabele

28
Vlaanderenen SES
SES in PISA beroep ouders onderwijsniveau
ouders educatieve media thuis aantal boeken
thuis. Wiskundige geletterdheid
29
Vlaanderen thuistaal en schooltaal
Performance verschillen voor de verschillende
geletterdheidsgebieden wanneer we ons toespitsen
op thuistaal en schooltaal in PISA2006 (De Meyer,
2007, p.44).
30
Leerstijl
31
Leerstijl literatuuronderzoek
32
Leerstijl
33
Kolb
Zie constructivisme!!!
34
Entwistle Wilson
Soorten motivatie om de academische prestaties
van lerenden te proberen voorspellen
35
Entwistle ASSIST
Diepe studiebenadering deep approach
Ideeën relateren Ik probeer altijd nieuwe ideeën in verband te brengen met andere onderwerpen of andere vakken. Betekenis zoeken Wanneer ik een artikel of een boek lees, probeer ik voor mezelf uit te vinden wat de auteur bedoelt. Bewijzen zoeken Ik stel veel van wat ik hoor of lees in vraag. Interesse in ideeën Ik bijt me vast in theoretische onderwerpen en dan wil ik die blijven verder bestuderen.
Strategische studiebenadering strategic approach
Georganiseerd studeren Ik plan mijn werk meestal op voorhand en doe dit op papier of in mijn hoofd. Time management Ik besteed mijn tijd meestal zinvol. Rekening houden met de eisen van de evaluatie Ik ga na wat instructieverantwoordelijke belangrijk vinden en concentreer me vooral daarop. Prestatiegericht Ik investeer veel tijd en energie in het studeren omdat dit moet. Effectiviteit opvolgen Voor ik begin te werken of te studeren, bedenk ik hoe ik de studietaak het best kan aanpakken.
Oppervlakkige studiebenadering surface approach
Doelloosheid Ik vraag me dikwijls af of wat ik doe wel de moeite waard is. Inzichtloos memoriseren Ik heb veel moeite om een logische structuur te vinden in wat ik moet onthouden. Vasthouden aan de cursus Ik leer alleen wat belangrijk is om er door te zijn. Angst voor falen Ik panikeer snel wanneer ik achterop geraak met mijn werk.
36
Individuele verschillen en instructie
  • Jonassen en Grabowski (1993, p.19) drie
    assumpties bij het omgaan met individuele
    verschillen
  • Leereffecten kunnen bevorderd worden via
    strategieën op micro- en mesoniveau.
  • Instructiestrategieën verschillen in effect,
    afhankelijk van intelligentie, leerstijlen en
    andere mogelijkheden van lerenden. Met andere
    woorden, individuele lerenden kunnen anders
    reageren op een bepaalde instructieaanpak.
  • Leereffecten worden beïnvloed door de vormgeving
    van de instructie (instructional design).
  • ATI minder positief effect
  • One size does not fit it all

37
Geslacht en instructie
  • Het ontwikkelen van het zelfbewustzijn van de
    instructieverantwoordelijke
  • Trainingsprogrammas en ondersteuning voor
    instructieverantwoordelijke
  • Macroniveau initiatieven voor het aanpakken van
    de gender gap

38
(No Transcript)
39
  • Videoclip Klass TV voor leraren
  • http//www.klasse.be/tvklasse/18530-Meisjes---Jong
    ens

40
Geslacht en instructie
  • Bewust worden over eigen gender bias.
  • Meer aandacht voor participatie van meisjes in
    instructie.

41
Geslacht en instructie
  • Bewust worden over eigen gender bias.
  • vooral jongens aan het woord laten
  • gemakkelijke vragen stellen aan meisjes en
    moeilijke aan jongens
  • eerst naar jongens kijken
  • enkel verwijzen naar mannen met bijdrage hebben
    aan wiskunde en wetenschappen
  • teveel klassikaal onderwijs i.p.v.
    groepsgebaseerde strategieën
  • teveel competitie voorkeur voor jongens
  • teveel nadruk op abstracte leerstof, te weinig
    aandacht voor praktische toepassingen (bijv.
    maatschappelijke relevantie)
  • Oogcontact

42
Geslacht en instructie
  • Meer aandacht voor participatie van meisjes in
    instructie
  • stel vragen die beroep doen op hogere orde
    denkvaardigheden aan meisjes en jongens
  • wacht wat langer na het stellen van een vraag
  • gebruik consequent de voornamen of de
    familienamen bij jongens en meisjes
  • versterk het gevoel dat de klasgroep als geheel
    meewerkt
  • vermijd het gebruik van hij als generieke
    aanduiding
  • vermijd seksistisch taalgebruik en humor
  • nieuwe kennis in relevante contexten aanbieden
  • instructiestrategieën die voortbouwen op
    samenwerkend leren
  • let op communicatiestructuur bouw structuur in
    de discussies zodat elk groepslid aan bod kan
    komen

43
Geslacht en instructie
  • Macroniveau aanpakken nauwelijks geëvalueerd.
  • Succesvolle initiatieven
  • programmas OPZETTEN voor de adolescentie, vóór
    het moment dat ze zelf negatieve houdingen
    ontwikkelen m.b.t. hun eigen capaciteiten.
  • programmas die inspelen op affectieve elementen
    en op het concrete prestatieniveau van lerenden
    op cognitie gerichte interventie vergroot het
    bewustzijn over gender bias, maar verandert
    nauwelijks hun gedrag.
  • Geslacht van de instructieverantwoordelijke zelf.
  • Onderzoek Siongers (2002)/ feminisering
    lerarenberoep in Vlaanderen geen negatieve
    invloed
  • Lokaal karakter waarbij scholen of
    scholengemeenschappen samenwerken van
    initiatieven. Bijv. Technopolis in samenwerking
    met Technische school uit Turnhout (STC Turnhout)
    om techniek onder de aandacht te brengen van
    meisjes.

44
SES en instructie
  • GOK-decreet (Gelijke OnderwijsKansen)
  • Mechanisme schoolautonomie en responsabilisering.
  • Scholen krijgen extra financiering om bij alle
    lerenden de eindtermen te bereiken en de
    ontwikkelingsdoelen na te streven.
  • Criterium aantal risico-lerenden (minstens 10
    in het lager onderwijs en minstens 25 in het
    secundair onderwijs) tijdelijk extra
    financiering om problemen van gerichter aan te
    pakken.

45
Opleiding zorgcoördinator
46
SES en instructie
  • GOK-decreet benadrukt
  • instructiestrategieën
  • recht op onderwijs voor alle lerenden
  • Rechtsbescherming
  • Recht op inschrijven

47
Leerstijlen en instructie
  • Aanpassen of veranderen?
  • Leerstijlen van lerenden ombuigen tot een betere
    leerstijl. ASSIST lerenden met een oppervlakkige
    leerstijl een deep learning leerstijl aanleren.
    Dit veronderstelt dat leerstijlen kunnen
    veranderd worden.
  • Aandacht voor de instructieverantwoordelijke
    aanpassen instructiestijl aan te passen en/of
    variëren om rekening te houden met de
    leerstijl(en) van de lerenden.

48
Leerstijlen en instructie
  • Aanpak van lerenden sterk beïnvloed door
    schoolervaringen
  • Kolb (1984) (1) de erfelijke bagage (nature),
    (2) vroegere leerervaringen en (3) eisen van de
    leeromgeving.
  • Controverse, maar volg Kolb ons niet vastpinnen
    op één bepaalde stijl, maar instructiestijlen
    kiezen die variatie aan leerstijlen bij lerenden
    ondersteunen.

49
Leerstijl en instructiestijl
50
Leerstijl en instructiestijl
51
Instructiestijl
  • Stijl leerkracht (Pratt, 2002)
  • transmission benadrukt de overdracht van
    kennis en een strikte toetsing ervan
  • developmental de lerenden worden gewaardeerd
    voor hun inbreng, hun voorkennis en worden stap
    voor stap begeleid bij de opbouw van hun kennis
  • apprenticeship instructieverantwoordelijke
    geeft de lerenden authentieke taken om aan te
    werken
  • nurturing de interpersoonlijke aspecten worden
    sterk benadrukt, er wordt geluisterd naar de
    lerende en er is aandacht voor zijn/haar
    gevoelens
  • social Reform de instructieverantwoordelijke
    probeert continu de kennis op een voor de
    lerenden relevante manier aan te brengen.

52
Leerstijlen en instructie
  • Essentie bewust worden van je eigen
    instructiestijl
  • Grasha (2002)
  • Instrument in handboek
  • Conclusie over dimensies in aanpak
    instructieverantwoordelijke

53
Grasha (2002)
  • Analytisch - synthetisch
  • Organisatie en helderheid
  • Leerkracht - groep interactie
  • Leerkracht - lerende interactie
  • Dynamisch enthousiast
  • Algemene instructievaardigheid
  • Studie - overbelasting
  • Structuur
  • Kwaliteit van studiewerk
  • Relatie lerende - leerkracht
  • Algemeen oordeel over leerkracht

54
Instructie en leerstijlen
  • Lerenden zich bewust laten worden van hun eigen
    leerstijl.
  • Aanleren compenserende strategieën

55
Individuele verschillen en het referentiekader
  • Lerende
  • Lerende centraal. Zijn/haar leeractiviteiten
    beïnvloed door een interactie-effect tussen de
    kenmerken van de lerende en de instructie.
  • Kenmerken van de lerende
  • Let op slechts beperkt aantal besproken
    (geslacht, leerstijl en SES). Ook andere hebben
    invloed.
  • Kernmerken lerende interageren met kenmerken
    instructieverantwoordelijke en inrichting
    leeromgeving.
  • Begeleiding van de lerende
  • Ouders, peers, leerkrachten, CLB, kunnen
    lerenden begeleiden bij het omgaan met
    individuele verschillen.

56
Individuele verschillen en het referentiekader
  • Instructieverantwoordelijke
  • Let op eigen opvattingen, beliefs, houdingen
    (attitudes) ten opzichte van de lerenden
    bepalend.
  • Kenmerken van de Instructieverantwoordelijke
  • De instructieverantwoordelijke heeft kenmerken
    die instructie bepalen houdingen, opvattingen,
    attitudes , voor geslacht, leerstijl en SES.
  • Instructieverantwoordelijken repertorium aan
    instructiestrategieën, aanpak instructieorganisati
    e en houdingen veranderen.
  • Zelfbewustzijn is belangrijk.

57
Individuele verschillen en het referentiekader
  • Begeleiding van instructieverantwoordelijke
  • Professionalisering zelfbewustzijn
    instructiestijl en benadering verschillen in
    leerstijl, SES en geslacht.
  • Professionalisering repertorium
    instructiestrategieën, organisatie en houdingen,
    attitudes, opvattingen.
  • Collegas en de directie beïnvloedende rol.
  • Trainingen multistyle approach

58
Individuele verschillen en het referentiekader
  • Leerprocessen
  • Leerprocessen van lerenden weerspiegelen
    culturele achtergrond, genen of manier waarop
    instructie sociale positie reproduceert.
  • Instructieactiviteiten
  • Instructieactiviteiten en instructiestijl.
  • Instructieactiviteiten variëren in functie van
    leerstijlen lerenden.
  • Organisatie
  • Organisatie van instructie interactie met SES,
    geslacht en/of leerstijl duur van lessen,
    bereikbaarheid van instructieverantwoordelijken,
  • Nieuwe actoren taakleerkrachten,
    zorgcoördinator, brugfiguur,

59
Individuele verschillen en het referentiekader
  • Context
  • De sociaal-maatschappelijke context duidelijke
    invloed op instructie.
  • Het thuismilieu bepalende rol.
  • Mesoniveau
  • Schoolautonomie en responsabilisering bij
    uitvoeren beleidsmaatregelen.
  • Macroniveau
  • Speelt zeer grote rol decretale kaders.

60
Individuele verschillen
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com